Allerheiligenweekend. Ik ben in Antwerpen voor een combine
van werk en ontspanning. Dat laatste bestaat vooral uit een Wanneske doen (in de straten verdwalen).
Nadien ga ik aperitieven en een kleinigheidje eten. Maar
waar? Al die fastfoodketens. Wat prijs ik me als Bruggeling gelukkig. We hebben
nog steeds een centrum zonder een McDonalds.
Maar waarom zit er zo’n verschil op drankprijzen soms? Bij
Café Tante Lies betaal je 2,90€ voor een Duvel “triple hop of gewoon, menier?”.
Het toilet met witte tegels en een stokoud urinoir met klassieke reuksteen
voelt bijna aan als een verlossing. De weekenddrukte passeert druilerig op mijn
netvlies. Waarom zijn op feestdagen, net dan, zovele musea dicht? Dit overkwam
me nu al zoveel keer.
Ik hoor de Nederlanders naast me zeggen: “Lekker dat vies
potje”. Que? Blijken ze een
vispannetje te eten. Er zijn verdorie in het weekend meer Nederlanders dan autoch-
en allochtonen samen in de scheldestad. In een collectieve verbijsteringkramp “waarom
is de stad dicht, mijnheer?” (het is 1 november).
Adolescenten van vooral vreemde komaf flaneren voorbij in
een bestudeerd ritme en met kapsels waarover is nagedacht en hard aan gewerkt.
De juiste gescheurde jeans, de oogopslag, niet echt macho meer maar duidelijk
vele oefeningen voor de badkamerspiegel om cool
te ogen: een soort macho-understatementlook.
2 Oost-Europees uitziende mannen vragen mij in gebrekkig Duits:”
Wo sind die Mädchen strassen?” Eerst begrijp ik niet wat ze bedoelen, dan wel. Het
Schipperskwartier natuurlijk. Altijd rechtdoor en vraag het dan nog eens,
grinnikt het slecht karakter in mij. De “Duitsers” klampen meteen een andere
man aan.
Ander terrasje. Druk. Ik spreek een Aantwaaarpenaar aan over
zijn leuke koffie verkeerd in 3 nette laagjes. Omdat ik algemeen Nederlands
spreek, denk ie allicht dat ik nen Ollander ben. In minder dan 1 ongevraagde minuut
krijg ik de volgende onstuitbare boodschap mee: “Vroeger was alles beter. Nu
zijn we nog alleen goed om belastingen te betalen voor de vreemdelingen. En die
betalen geen belastingen. Ons land gaat failliet”. End of message.
De avond maakt zich op voor het nachtleven. “Oh, my Goooood!”
Op mijn terras stormt een blonde del met een dik Russisch accent vol rollende
rrr’en en roken, roken… naar buiten. Skinny jeans, megapumps. Ik vang op: “he’s fucking man … No, no, sushi
is fuck….. Looking for a job, hey, it’s normal”. Tegen een licht geagiteerde
man met zijn ogen constant op haar borsthoogte: “Hey? I am a grandma, you know
that?.... You fucking Egyptian man…. Why you not speak good language. Speak
language!” Gevolgd door een enorme sigarettendamp. Dan gaan ze samen weg,
drukdoend. Om 3 minuten later terug te keren. Ik informeer me. Straks wordt
hier al gedanst, de beats gaan al luider. Allerlei nationaliteiten. Stevige veertigers
met een willetje. Geen Marokkanen, valt me op….
Een peroxide witharige vamp met loodzware borsten gecorrigeerd
door een ruguitsparing met lintjes, rode jeans met Robin Hoodbotjes met
luipaardmotief parkeert haar derrière frontaal voor mij. Ik hoor een mengelmoes
van talen. Het is nog maar 8 uur maar daar is Billie Jean al. Allen even vlug
naar binnen en dan weer massaal buiten roken, tetteren. Veel vrouwen dragen het
soort oorringen die me doen denken aan een combinatie van een bomma, een del en
… een taart ( van het Engelse tarty dan).
Ik praat met de jonge dienster van Mexicaanse afkomst, zij
over de verloedering van de Keyzerlei, geen groen mijnheer. Ik over de vele
restaurants, bistro’s en eethuizen, waarop zij: “Ja, maar Antwerpen mist wel nog
een Hardrockcafé”. Ik vraag uitleg over de Chinese boog in de straat naast het
Astridhotel. Buiten dat er in die straat 2 Chinese eettentjes zijn, krijg ik geen
fatsoenlijke uitleg.“We’re lost in Music” schalt naar buiten. Iedereen vlamt weer
naar binnen. 4 minuten later
sigaretten... De Russische: “Sorry, I go very slow.... I am not romantic.....
She’s bad woman! He? Easy boy?”
Het is
duidelijk. Vanavond speelt het leven zich niet af voor mijn haardvuur. Filmscriptschrijvers
aller landen, ik ken een inspirational
environment en denk dus in some kind
of movie te zitten. In de toiletten word ik overenthousiast begroet door
een stevige leeftijdsgenote met kort ros haar. Help! Maar het blijkt de eigenaarster
te zijn die handdoeken vervangt. Wat 2 uurtjes “de avonturen van Wim in Antwerpen”
met een mens kan doen.
Ik ben duidelijk niet meer van deze wereld. In de Taj Mahal
ben ik gecharmeerd door de gaten in het tafelkleed. Het eeuwenoud vast tapijt, very seventies, leidt naar een onooglijk
toilet waar niemand in past en 2 mensen elkaar niet kunnen kruisen, een
kronkeltrap met theelichtjes. De menu smaakt naar de reden waarom ik het koos: cheap. 3 Scandinaviërs aan het tafeltje
naast me vragen de Indiër: “You have dark beer? Yes? O.K. 3 Duvel!” Ik vind het
geweldig. Eens buiten is het nachtleven volop staring in the face. Woekerend. Ik bedenk snel welke BBC-detective er
speelt op de VRT en haast me naar mijn hotelkamer. Ja, ik ben een watje. Maar de
volgende dag zou ik vlakbij heerlijke biertempels, leuke kroegen, fijne bistro’s
en een open museum ontdekken…